Uit het leven gegrepen gesprekken in en om de Sprinter.
Zomaar gesprekken tijdens het wachten op de Sprinter of in de bus waar ik zat of op het perron.
J. Beeloo Zoetermeer 1983
1-Op het perron met een mevrouw gepraat.
Ik had haar al een paar keer gezien, en met een goededag. Weer op een morgen, begon zij met praten.
Ze vertelde mij dat ze nog vier zusters had."Sinds dat mijn moeder is overleden, hebben wij met alle zusters afgesproken, dat we iedere week een keer bij elkaar op visite gaan.
Maar we wonen alle vijf ver van elkaar af. Zelfs een in Rotterdam, zei ze.
"En dat doen wij nu al een hele tijd. Dan praten we even bij en leggen een kaartje'.
Ik zei, Dat lijkt me best gezellig".
Daar kwam de Sprinter aan, dus een einde aan het gesprek en met een goededag.
2-Misselijk
Ik reisde weer die dag, maar dan met de bus.
Daar zat een mevrouw met twee dochtertjes. Ik denk één van 4 jaar en één van 7 jaar.
Opeens hoorde ik de jongste zeggen: "Mamma, ik word misselijk".
En niet veel later, daar ging ze. Het kind haar hele kleren en de bus zaten onder de "spuug".
Moeder wist geen raad, ze had alleen een papieren zakdoekje bij haar, en maar vegen, wat niet veel hielp.
Het andere meisje begon ook al, "ik ben ook misselijk", en ja hoor, het was raak.
Een mevrouw die tegenover haar zat, vond het kennelijk genoeg en ging gauw ergens anders zitten.
De lucht was onbeschrijfelijk in de bus. Ik zat zo spannend het schouwspel aan te kijken, dat ik vergat uit te stappen. Gelukkig was het maar één halte te ver.Ik uit de bus en dan maar lopen.
Zo liep ik, nog denkend over het hele relaas.
3. Fluitconcert
Zo stond ik weer eens op het perron.
Mijn zoon liep een eind met me mee. Hij moest ook met de Sprinter, alleen de andere kant uit.
Dus we stonden zo tegenover elkaar, natuurlijk met de railsen ertussen.
Aan de overkant, waar mijn zoon stond, met een paraplu in zijn hand als een gentleman,
zat een oud vrouwtje op de bank, ook te wachten. Iets verderop stond een man van
middelbare leeftijd. Hij liep heen en weer, fluitend en behoorlijk hard.
Ik aan de overkant meegenieten.
Het fluitkoncert was nog prachtig om aan te horen. Misschien speelde hij ook nog wel piano.
Het werkte op mijn lachtspieren. Ik ging net als die oude dame ep de bank zitten.
Mijn zoon keek naar mij, en ik de maat slaan met mijn handen.
De oude dame begon te lachen. Mijn zoon niet, die schaamde zich zeker. Het spel is uit, daar komt de Sprinter.
Wij gingen ieder onze eigen kant op.
4. Een gesprek
Weer stond ik te wachten op de Sprinter. Dus zo ging ik weer aan de praat, weer met een andere dame,
want ik tref altijd iemand die met een gesprek begint.
Deze keer begon het gesprek over het weer. Het was die dag mistig en koud.
Die mevrouw zei: ,,Ik ga vandaag naar mijn dochter toe".
Het was woensdagmiddag. Mijn dochter ligt in het ziekenhuis, dat duurt wel drie weken.
En dat valt niet mee met drie kinderen. Mijn zoon is nog al een zenuwpees, hij kan zich niet uiten.
Als hij van zijn werk komt, moet hij de kinderen verzorgen, eten koken en dan nog naar het ziekenhuis lopen.
Hij zal blij zijn als zijn vrouw weer thuis is, dan moet ze nog zes weken rusten.
Ja, ze loopt er al 16 jaar mee, met die knie. Ze is een harde voor haarzelf, ze fietst ermee door wèer en wind. Nu eindelijk heeft ze zich laten opereren aan haar knieschijf.
Ik zei: ,,Dat is ook zielig voor hun, en als het maar weer in orde komt". Weer ging ze verder.
De kinderen waren 's-middags vrij. En de kleinkinderen vonden het fijn dat oma kwam. "En ik ga gelijk voor twee dagen koken".
Ik zei: "Heeft U nog meer kinderen?" , Ja, een zoon, maar die komt nooit. Hij heeft een eigen zaak en hij heeft het erg druk.
Ik ga wel naar hem toe, en dat vind hij erg fijn. Hij brengt dan weleens vlees voor mij mee, goedkoper. Dat vind ik fijn van hem."
De Sprinter komt eraan. Een goededag mevrouw.' En zo scheiden onze wegen.
5. In de bus
Deze keer zat ik in de bus.
Een gekleurde man zat tegenover een meisje van een jaar of negen. Ik zat schuin tegenover deze man.
Wat mij opviel, deze man was wat eigenaardig. Hij las de krant hardop. Het was een engelse krant.
En dan ging hij voor zich uit kijken en gaf hardop zijn mening, maar dan weer in het nederlands.
Het meisje recht tegenover hem, zat nieuwsgierig te kijken. Opeens zéi ze: ,,Waarom praat U zo hard?
De man antwoorde: Jij bent een lief meisje en je wordt een knap meisje.
Het meisje zei verder niets meer, keek hem alleen nog maar met grote ogen aan.
Ik zat dat hele schouwspel aan te kijken en dacht, daar is iets mis mee. Ik dacht, hij moet heel intelligent zijn,
zo intelligent, dat hij gek is. De bus stopte. Ik moest er uit. Ik dacht, ik ga alles eens opschrijven,
want ik vond het wel allemaal leuk. Ik maak altijd wat mee, of een gesprek.
6. Bekend gezicht
Weer stond ik op de Sprinter te wachten.
Daar zag ik een mevouw staan, een bekend gezicht had ze. Ze zei mij goedendag. Ik zei: ,,U komt mij zo bekend voor."
"Ja", zei ze, "dat klopt, ik woon bij U aan de overkant."
Ik zei: "Ja bij die lage huisjes woont U. U heeft nog een heel klein kindje en een grote zoon, die zie ik wel eens spelen."
,,Nee", zei ze, ik heb alleen een zoon. De jongste is van mijn man, hij en ik zijn gescheiden en wij wonen nu samen. Zijn jongste zoontje komt om de 14 dagen logeren."
Ik zei: ,,Dat hebben jullie dan goed geregeld en fijn voor de kinderen." Ze ging die dag uit werken. ,,Want",
zei ze, ,,het leven is zo duur, je moet wel uit werken gaan om het een beetje goed te hebben."
De Sprinter maakte weer een eind aan het gesprek. Ik zei: "Dag mevrouw".
7. De jeugd van tegenwoordig
Ik was weer op de Sprinter aan het wachten.
Ik konstateerde dat ik niet in de wachtruimte kon zitten. De krukken waren er af.
Het was zeer koud die dag. Een mevrouw kwam er aan en die zag het ook al, ze kon er niet in.
Ik zei: Dan maar staan blijven met een harde wind om je oren.
Ze zei: Dat doet de jeugd van tegenwoordig. Het wordt steeds erger die vernielingen.
Ik zei: Ja, dat zag je 10 jaar geleden niet. Wat er aan de hand is dat weet ik ook niet mevrouw.
Ja", zei ze, alles wordt vernield en waarom."
Daar kwam de Sprinter, daar was het gelukkig warmer. Eind van ons gesprek.
8. Slecht rapport
Ik zat in de Sprinter naast een jong meisje, ik denk zo'n 16 of 17 jaar.
Ze begon met praten. Ik kan goed luisteren en iemand aanvoelen.
Ik heb zelf ook vier kinderen opgevoed en ben aardig modern in mijn gedachten, ze zijn allen op hun plaats terecht gekomen.
Het meisje begon te vertellen- ,,Ik moet naar school, maar ik heb geen zin in.
Mijn moeder is ouderwets en mijn vader is erg streng. Ik mag niet met jongens uit.
Mijn rapport was erg slecht, mijn ouders waren erg kwaad op mij. En nu wordt ik nog strakker gehouden.
Er is niet mee te praten, ik mag ook niet bij een vriendin slapen."
Ik zei: Probeer dan toch een beetje je best te doen op school, want tegenwoordig is een diploma
heel belangrijk voor je toekomst.
Het meisje zei:,,Ik loop eerdaags weg." Ik zei dat dit niet zoveel zou helpen. Je ouders blijven
het recht hebben je weer terug te halen. Probeer nog maar eens met je moeder te praten en
zeg dan al je grieven tegen haar, maar niet met ruzie. En zeg dan, dat al dat strenge gedoe
toch niets helpt en dat ze de teugels iets moeten laten vieren, dan komt dat leren misschien iets beter terecht."
Het was voor mij weer tijd om uit te stappen. Het meisje bedankte mij voor het fijne gesprek. ,,Sukses", zei ik
nog tegen haar.
9. Dikke oude dame
Daar kwam de Sprinter, dit keer geen gesprek met iemand. Ik stapte vlug in.
Er was nog een plaats, naast een hele dikke oude dame. Ik ging naast haar zitten.
Ik kon er ook maar net naast zitten. Ik zat een stukje op haar jas. Kwaad trok ze hem er onder uit en zei:
Daar moet ik langer mee doen.' Ik zei: Nou, daar slijt hij heus niet van.'Met een krengerige stem tegen mij:
Nou met zotn gewicht erop." Ik zei: Lekker, U bent nog dikker."
Ik dacht wat een ouwe saggerijn is dat. Zulke mensen heb je ook.
10. De open gulp
Daar ik er pas mee ben begonnen al deze leuke voorvallen op te schrijven, denk ik ineens aan een voorval,
wel al weer jaren geleden.
Dit keer reisde ik met mijn dochter Yvonne.
We stapten in de trein, opweg naar familiebezoek.
Wij gingen tegenover eén heel oud mannetje zitten. Hij zat maar wazig voor zich uit te kijken.
Mijn dochter begon mij stiekum aan te stoten, met haar ogen starend op het oude mannetje zijn broek.
Zijn gulp stond open. (Wij zijn allebei nogal giechelig) We stikten van het lachen en we moesten er
allebei weer naar kijken. Er ging een hele nette dame naast het oude mannetje zitten.
Ze had al gauw door waarom wij zaten te lachen. De dame zei opeens met een ferme stem:
Meneer", en wees naar zijn gulp, doet U dat dicht.'
Onze schouders schokten van het lachen, maar de nette dame vond het schandalig.
Het oude mannetje reageerde helemaal niet, en bleef lekker zo zitten.
Ik dacht bij me zelf, of het is een vies mannetje, of hij is een beetje kinds.
Ik dacht, nou als hij gevaarlijk gaat doen, heb ik nog altijd mijn handtasje bij me.
Zo zaten wij nog steeds te giechelen.
Bij het uitstappen hebben wij samen hard gelachen en het natuurlijk aan iedereen verteld.
11. Dame met hondje
Nog een voorval. Ik stapte samen met mijn dochter Yvonne in de bus. Ze was inmiddels al getrouwd, klein van stuk.
De conducteur zei: "Een grote en een kinderkaartje zeker." Nee", zei ik, ,,twee groten."
Nietszeggend gaf hij mij de gevraagde kaartjes.
Zo, doorlopend in de bus, met een klacht van mijn dochter, "wat een gekke vent".
We moesten blijven staan, er was geen plaats.
Tot overmaat weer een ramp voor haar, een oude dame zat met een hondje op haar schoot.
Mijn dochter aaide het spontaan, maar dat was een misser. De hond hapte vinnig naar haar hand,
die ze gelijk terug trok. De oude dame zei helemaal niets en zat knorrig voor haar uit te kijken.
Ik zei: ,,Lekker, wat een rot hond". En de knorrige dame zei toen: ,,Dan moet je er maar vanaf blijven".
We zeiden verder maar niets. Het was weer gebeurd.
12. Duf
Vandaag zat ik in de Sprinter en had helemaal geen gesprek.
Ik observeerde een paar mensen. Ze zaten denk ik dagelijks in de Sprinter, opweg naar hun werk.
Ikzelf doe dat maar 1 keer in de week. Ik help een mevrouw haar huisje schoon maken.
Het is meer dat ik het doe voor wat om handen te hebben en je verdiend er nog wat mee.
Ik keek zo naar enkele gezichten, nietszeggend keken ze voorzich uit. Ik denk nog een beetje
duf van het slapen. Haren nog een beetje omhoog. Een jong meisje met een doosje make-up
en een spiegeltje ging daar verder met opmaken, waar zij thuis denk ik geen tijd voor had.
13. Een overpeinzing
Vandaag in de Sprinter opweg naar huis, het was zo tegen vijf uur en erg
druk in de Sprinter. Ik kon nog net zitten.
Geen gesprek, mensen een beetje ernstig. Sommige samen pratend.
Weer iemand zat knikkebollend te slapen, ik denk moe van het werken of van het vroege opstaan.
Ikzelf zit ook ergens anders met mijn gedachten, wat ik weer zal gaan doen die avond,
eerst even lekker uitrusten en weer lekker koken en mijn lekkere bakkie koffie zetten.
En van hoe zal het met mijn hond zijn, die thuis op mij zit te wachten.
14. Te koud gekleed
Daar komt die mevrouw weer aan, eén van de vijf gezusters. "Dag mevrouw", zei ik, ,,koud hê?
"Ja ", zei mevrouw, ik heb geen vestje aangedaan. Ik ben te koud gekleed, ik wist niet dat het zo koud
zou zijn. Maar ja, mijn man komt mij zoals altijd ophalen, dat hebben wij vanaf het begin zo gedaan
en dat is wel fijn hoor, je bent zo weer thuis." Daar komt de sprinter aan, met een goededag mevrouw,
stappen wij allebei in.
15. Het relaas van mijn Surinaamse buurvrouwtje.
Ze is pas naast ons komen wonen. Een heel fijn gezinnetje. Man, vrouw en een dochtertje.
Wij kunnen het heel goed met elkaar vinden. Als zij surinaams kookt dan komt ze af en toe met een schaaltje eten,
wat wij dan moeten proeven.
Samen hebben wij al afgesproken, als ik stamppot of erwtensoep kook, dat zij dat ook graag zou willen proeven.
Dus zo wisselen wij ons eten samen uit, tot beider genoegen. Ik zou best willen dat dit in de hele wereld zo ging.
Als blank en bruin zo samen gingen, dan was er geen rassenhaat. Zo gaan we af en toe bij elkaar op visite.
Een lekker donker huidje heeft ze en lekker mollig. Met leuke kleding die ze aanheef t, een echte Surinaamse.
Ze kan prettig vertellen, en is erg intelligent. Ik kan goed luisteren, als ze weer over Suriname verteld, zoals ze vroeger daar leefde.
Maar nu wat anders, daarom wilde ik dit op schrijven.
Zij wou ook met de Sprinter reizen, wat ze al vele malen deed. Ze vertelde mij het hele verhaal, wat ze mee had gemaakt die dag.
Ze ging zoals altijd even in het wachthokje zitten, ze had niet gemerkt dat de krukken van de deuren af waren.
Pas toen de Sprinter aan kwam merkte ze dat ze er niet meer uit kon. Ze zat toevallig helemaal alleen in het hok.
Zij op de ramen bonken en maar roepen, ,,ik zit opgesloten.'" Uiteindelijk heeft ze een papiertje uit haar tas gehaald en opgeschreven en zo tegen het raam te houden. "Ik zit opgesloten, help. Wilt U de politie bellen."
Daar kwam de politie, maar die kon ook niets doen. Tot iemand van de Sprinterdienst kwam en haar na 1½ uur
opgesloten te hebben gezeten, eindelijk kon bevrijden.
Toen ze mij dit alles vertelde, heb ik vreselijk gelachen. Ze voelde zich net een aap in een kooi, zei ze.
Nou we hebben heerlijk samen gelachen. Wat je niet allemaal mee kan maken tijdens de Sprinterreizen.
16. Naar mijn werk huisje
Het is vandaag woensdag, en zoals altijd vroeg opstaan en naar mijn werk-huisje toe. Ik vind het net een mooie
dag midden in de week zoals iedereen, op weg naar mijn werk. Ik verdien er ook nog wat mee en dat kan ik
best gebruiken in deze tijd. Ik ben jong getrouwd (18 jaar) en al een kindje er ook nog bij, zo heb ik er vier gekregen.
Ze zijn allemaal al uitgevlogen. Dus ik moet mij dan met andere dingen zien te vermaken.
Wat mij aardig lukt, handwerken, kleding maken en nog lezen erbij en niet mijn schrijven vergeten, daar ben ik
ook aardig zoet mee, huisje schoon maken en lekker koken. Het kan niet op, gelukkig heb ik geen verveling.
Op naar de Sprinter, het is akelig koud buiten, het vriest, maar ik heb mijn suede jas aan, dus mijn tweede huidje zogezegd. Zo kan ik tegen de kou.
Bij de Sprinter aangekomen, ben ik in het wachtlokaal gaan zitten en ja hoor, daar kwam ze weer,
één van de vijf gezusters, inééngedoken van de kou.
Doordat ik altijd op woensdag reis en zij ook op deze dag, één keer in de week, haar zusters ontmoet,
kan het haast niet missen, zodat ik haar dikwijls zie.
'Goedemorgen', zei ik. Ze zei: Ik heb het toch zo koud, ik heb een trui aan met driekwartmouwen.
Ik voel de wind in de mouwen van mijn jas gaan. Maar ja, ik heb gelukkig mijn laarzen aan gedaan,
dus geen koude voeten, lekker hoor." Ik zei: ,,Zo, weer naar de gezusters toe." ,Ja hoor, maar deze
woont niet zo ver. 0, daar komt de Sprinter; dag," zei ze en ze liep snel weg.
In de Sprinter niets te beleven, dan maar naar buiten kijken, dat is ook leuk. Je ziet van alles.
Dan nog met de bus, en dan ben ik weer op mijn werk en maar poetsen tot alles glimpt.
17.Kut
Weer naar huis, maar deze keer kwam mijn man mij halen, dat gebeurd bij mij ook weleens.
Maar hij kon mij maar tot de Sprinter brengen. Dus heb ik hem een kusje gegeven, en gingen ieder een kant.
Ik heb een kwartier moeten wachten in het wachtlokaal. Zo stapte ik weer in met meerdere mensen,
die ook weer naar huis gingen.
De Sprinter was aardig leeg. Ik zat alleen, tegenover mij een lege bank.
Wat zag ik opeens schitteren, "KUT" met grote letters geschreven op de bank.
Ik dacht hadden ze niet kunnen schrijven "vrouwelijkheid" of "poes". Ik dacht, waar is dit allemaal voor nodig.
Ze doen maar. Het is weer mijn tijd om uit te stappen.
Gauw naar mijn hond 'Hella' en hem gauw uitlaten.
Voor het eten gezorgd en dat staat lekker te pruttelen. Ik heb net nog even de tijd om alles even op te schrijven.
Daar komt de baas thuis. Geef mij een kusje? Maar ik heb geen tijd verder, want als ik schrijf moet je er bij blijven.
Ik heb net even tijd om te zeggen, giet jij de aardappelen en de groente even af? En hij heeft inmiddels de tafel
gedekt. Ik ben bijna klaar, dan ga ik volgende week woensdag weer verder.
Alles staat weer op papier. Inmiddels heeft de baas mij drie keer geroepen, "eten".
Zo nu ga ik eindelijk aan tafel we eten vandaag spruitjes met aardappelen en een slavink,
dus dat is vandaag goedkoop. Daar moet je tegenwoordig ook op letten.
Even samen lekker babbelen en lekker relexen vanavond.
18. Fijn gewinkeld
Vandaag fijn wezen winkelen, dus weer met de Sprinter gereisd.
Het waren maar vijf haltes, dus bleef ik maar staan, zodat ik er zo weer uit kon stappen.
Bij de tweede stop, stapte twee jongetjes in, ik denk 7 of 8 jaar.
Ze hadden het allebei druk met hun zelfgemaakte houten plank met grote spijkers erop getimmerd.
Ze hadden het stuk hout, wat wel een halve meter lang was van ieder, ook nog mooi wit en blauw geverfd.
Het ergste was nog, dat alles nog nat was. Hun kleren, handen en schoenen, alles zat onder de
verf en dat allemaal in de Sprinter.
De mensen eromheen vonden het helemaal niet leuk en keken erg lelijk naar de jongens.
Bang natuurlijk voor hun kleding.
Ze waren er zo druk mee bezig en een praat voor tien hadden ze.
Ik ging ook opzij en dacht, 0, oppassen voor mijn suêde jas, want ik zal niet weten hoe ik de verf eraf zou moeten krijgen.
Na dat hele schouwspel van die jongens bekeken te hebben, vroeg ik: "Wat is dat wat jullie gemaakt hebben?"
In koor een antwoord: "Een duikboot, mevrouw" Het liep vooraan wel in een punt,
maar ik kon er geen duikboot uithalen. Ik zei: "Wat zien jullie eruit, dat zal je moeder wel leuk
vinden als jullie zo thuis komen". Nou ik kreeg gelijk antwoord van, Oh, dat vind mijn moeder helemaal
niet erg. Verbaast stond ik nog zo naar die twee kinderen te kijken.
Een van die jongens verloor de macht om zijn boot vast te houden door het stoppen van de
Sprinter. De bood lande aardig op de grond, ik deed een stap achteruit, maar stak mijn voet
uit om zijn wrakstuk nog wat tegen te houden. Nou, dat heb ik geweten. 'Dom mens", zei de dreumus,
dat is Uw schuld, zo maak je het kapot. "Nee", zei ik, "ik wilde het een beetje met mijn voet opvangen".
Met deze aardigheid had ik een witte plek van verf op de neus van mijn schoen.
Nog naar beneden kijkend van, hoe moet dat eraf gehaald worden, stapte ik uit opweg naar mijn huis.
De verf eerst van mijn schoen afhalend, dacht ik nog na over het hele relaas.
19. Recepten
In de Sprinter, niets te praten met iemand, maar wel zaten twee dames tegenover mij druk te praten,
zodat ik alles kon horen. Vanzelf luister je dan mee. Ze hadden het over eten, om zo vlug mogelijk klaar te zijn.
En wat ook lekker is .... De ene dame met hoedje zei. ,,Bruine bonen zijn erg lekker, je hoeft het alleen maar
op te warmen, en een gebakken eitje erbij en klaar is kees." Zo waren er nog meer potjes te bedenken om op te warmen.
De andere dame met hoofddoek, wist ook iets te bedenken. Ja, maar je moet toch nog je aardappelen schillen en dat is ook nog veel werk en dan moet het nog koken", zei ze.
Ik dacht, zo te horen zal het wel een boterham worden. De Sprinter stopt, ik moet eruit.
20. Oudste zoon maar eens verwend
Vandaag weer met de Sprinter gereisd.
Maar nu niet naar mijn werk. Ik ben gezellig gaan winkelen. Ik wilde ons eens verwennen, dus wat leuke kleren gekocht.
Dat doe je niet elke dag. Het was maar een paar haltes reizen. Nog nadenkend over wat ik gekocht had, had ik een fijn gevoel over mij. En dacht opeens, ik ga mijn oudste enige zoon eens verwennen.
En waarom dat ik dit deed.
hij is al weer twee jaar gescheiden, en wat vond ik dat erg, want ik hield ook van mijn schoondochter.
Nu woont hij weer alleen, in zijn gezellige huisje. Hij uit zich niet zoveel, wel heb ik gemerkt dat hij een hele moeilijke tijd achter de rug heeft. Hij slaat zich er goed doorheen.
Dus ik een mooie koffer gekocht, want hij gaat eerders met vakantie, het kan niet op, ook nog een paar gezellige T-shirts en ondergoed gekocht. Een leuk sportbroekje en drie paar sokken. Ik dacht, dat heeft hij allemaal hard nodig.
Toen ik thuis kwam, kon ik het niet voor me houden. Ik moest hem gelijk bellen, en met vreugde alles vertellen,
wat hem zeer blij maakte. Mams, ik kom vanavond naar U toe en ik ben benieuwd. Hij zei nog: "Heeft U een prijs gewonnen?"
Ik zit nu al te spinsen om zijn blijde gezicht vanavond te zien.
Mijn dochter is met vakantie, wij verzorgen haar katten en de plantjes. En dat 14 dagen lang, haar verras ik met haar huisjes schoon te maken en ik heb wat voor in haar keuken gekocht en natuurlijk een mooi veld-boeket neerzetten, waar zij erg van houdt. Dus dan heb ik twee blijde gezichten, en die van mijn schoonzoon niet te vergeten.
(12/11/1930 - 13/11/1998)