Levensbeschrijving Jeanne Beeloo
(12/11/1930 - 13/11/1998)
HET LEVEN VAN JEANNE( Deel 1)


Even een voorwoord


Mijn moeder is geboren 1-9-1895. Haar roepnaam was Marie, Maria van geboortenaam.
Zij is geboren in Köln. Haar vader, Heinrich Thoms, was Duitser van geboorte.
Zijn vrouw, Christina Franzen, was ook Duitse van geboorte, geboren in Hannover.
Mijn opa was wereldreiziger en dichter. Hij reisde naar vele landen.
Op een doorreis door Nederland vond hij Nederland zo mooi, dat hij zei:
Hier wil ik mijn verdere leven wonen.
Mijn moeder was 1 jaar, toen zij naar Nederland kwam. Zij is hier dan ook opgegroeid.
Door haar huwelijk met een Nederlandse man is zij Nederlandse geworden.

Hoorde, toen ik wat groter was, dat mijn opa een grote voorstander was van de socialisten.
Voor de oorlog heeft hij een brief aan Hitler geschreven. Het luidde zo:

Hitler en al dat gespuis
hoort in deze wereld niet thuis.

met zijn handtekening er onder.

De hele familie in angst gezeten.
Hij was erg strijdlustig.
Gelukkig heeft hij er niets van gehoord.
Hij zei ook steeds:

Vliegtuigen moeten naar beneden pletteren, want die worden
toch maar voor oorlogsdoeleinden gebruikt." Hij had daar een vooruitziende blik in.
Hij was een grote rijzige man met een snor. Ook kan ik me nog het volgende berinneren.
Opa was al oud geworden, 83 jaar. Ik was op visite bij oma. Opa had kolen geschept.
Hij liep slof slof door de gang met een kitje kolen. Hij had een keer pech gehad;
met het oppoken van de kachel was er een brandend kooltje uitgevallen.
Mijn oma was erg kwaad op hem. Opa zei tegen mij: "Jeanne, ik kan er niets aan doen.
Oma is heel kwaad op me." Hij mocht geen kolen meer scheppen, want opa was heel gevaarlijk
geworden. Oma liet dat ook erg merken.
Een paar maanden later was opa er niet meer. Oma had hem laten opbergen (in de "Rama").
Ik ben hem nog een paar keer op gaan zoeken. Hij lag er erg zielig bij en zei:
'Halen jullie mij hier uit, anders is het mijn dood'.
Er lag nog een man naast opa, die zat maar onder zijn laken te graaien en te zoeken.
Ik vroeg:"Mam, wat doet die man toch?" "o", zei mijn moeder, "hij is dubbeltjes aan het zoeken."
Ik snapte er niks van. Wel maakte het erge indruk op me. Ik dacht:Wat een zielige opa heb ik nu.
Een paar maanden later is opa overleden. Er was voor hem geen weg terug.
Mijn indruk was, dat mijn oma erg streng was. Ook zei opa eens tegen mij:
"Jeanne, du mûsst viel Rijst essen, dann worst du gross und stark."
Dat heeft erge indruk op mij gemaakt. Daarom weet ik dat nog precies.
Hij kookte altijd zijn eigen pannetje rijst en dat scheen hij dagelijks te eten.

Ik heb hem helaas weinig meegemaakt. Ik was nog zo jong, ik kan mij verder niets herinneren.
Ik hoorde van tante Jetta, zijn dochter, dat hij ook het socialistenlied heeft
geschreven. Maar een ander heeft de melodie gemaakt. Deze man is er ook mee vandoor
gegaan, deed alsof hij ook het lied had gemaakt. Mijn tante heeft het nog uit laten zoeken. 
'Het moest maar zo blijven", zeiden ze. Het lied was: Als socialist sluit de rijen.


Ik werd geboren.
Midden in november, 12-11-193O, koud en guur was het, begon ik met mijn leven.
Mijn moeder vertelde mij alles, hoe het ging met mij als (toen nog) klein schepseltje
op deze wereld. Ik had ook een vader, maar dat was niet zo'n goeie.
Ik lag nog aan de borst bij mijn moeder, had hij weer een rare bui.
Duwde hij mij van moeders schoot. Ze kon mij nog net opvangen. Toen ik dat hoorde,
kon ik dat haast niet geloven. Zo heb ik nog meer verhalen gehoord. Maar om hier alles op
te schrijven, vind ik wel wat te erg.
Verder kan niemand zich iets herinneren van mij van 1 jaar tot vijf, zes jaar.
Ik begin dan maar weer met 6 jaar, weet het niet precies meer.
Zo ging mijn moeder op een avond naar de kerk. Voor haar belangrijk. Vader zou wel oppassen.
Maar toen wij bijna sliepen (mijn broer Jan was een jaar ouder dan ik), is vader ook uitgegaan.
Ik ben wakker geworden, het hele huis doorgelopen. Mijn moeder was weg, verschrikkelijk.
Ik dacht: "Ik ga haar zoeken." Eerst mijn broer Jan wakker gemaakt. Wij samen, weet het
nog als de dag van gisteren, wij samen ons aangekleed Het was al donker op straat.
Geen moeder gevonden. Zijn op het politiebureau geland. Agenten waren erg aardig voor ons.
Wij kregen zelfs een mooie rooie bal. Mijn moeder is ons na lang zoeken op komen halen.
Zover ik weet, is dit nooit meer voorgevallen, want mijn moeder nam ons overal mee naar toe,
ook als ze op visite ging. Wij gingen vaak naar tante Cato. Het werd daar altijd erg laat,
want mijn moeder had altijd hele gesprekken met ome Frans, broer van mijn vader.
Die was ook de enige, waar ze goed mee kon opschieten. Wij vonden het daar heerlijk.
Ik kreeg dan 's avonds veel slaap en ging dan heerlijk in de fauteuil slapen.
Als mijn moeder naar huis ging, hield ik me slapende. Dan tilde ome Frans mij op en
bracht me zo naar huis. En hoorde ik dan zeggen: "Dag, Marie".

Deze bezoeken herhaalden zich vele malen.
Ik logeerde bij tante Jetta (zuster van mijn moeder). Met de de poezen gespeeld en
lekker gegeten, want het eten bij ons thuis was nooit zo goed. Mijn moeder had
maar weinig geld. Op een dag zei tante Jetta: "Ik ga een jurk voor je maken."
Ik weet het nog precies, een rode ruit. En gelukkig dat ik was, want zo iets kwam nooit voor.
Het is een hele mooie jurk geworden. In één dag had ze hem klaar. Ik ging weer naar huis,
met mijn prachtige jurk aan. Ik was de hemel te rijk ermee. Wij waren ook zo arm,
dat begreep ik later pas. Uit gingen wij nooit en ook niet met vakantie. 
Wel gingen wij elke zondag, als het mooi weer was, wandelen naar Klein Zwitserland.
Een ijsje was er zelden bij, laat staan limonade. Het was altijd maar wandelen.
Vader was acht keer weggelopen. Mijn moeder wilde hem nooit meer zien. En dat is zo gebleven.
Ik ben zonder vader opgegroeid. Hij heeft ook nooit notitie van ons genomen.
Als kind voel je dat wel. Je vriendinnetjes hadden wel een vader.
Kleren kopen en met de mode meedoen, dat was er helemaal niet bij.
Mijn moeder zei op een dag: "Wij gaan kleren halen". Ik was heel erg blij.
Dat was zogezegd 'schoolkleding'. Dat was kleding, die alleen uitgereikt werd aan de armen.
Het was wel nieuw, maar je liep allemaal met hetzelfde.
Dat lieten ze je ook merken en ze zeiden:  'Draag jij schoolkleding?" en merkte ik hoe arm ik was.
Ik vond het heel erg, maar toch was ik wel tevreden. Ik nam alles, ik wist niet beter.

Mijn moeder heb ik er nooit lelijk op aangekeken.
Elke zondag gingen wij naar de kerk. Wij gingen altijd achterin zitten op de laatste vijf rijen.
Weer op een zondag naar de kerk. Ik zei: "Mam, nu wil ik eens vooraan zitten."
"Dat kan niet Jean", zei ze,  Vooraan moet je betalen en dat kan Ik niet.
Vooraan is voor de rijken. Wij moeten hier zitten.
Dat is me nou mijn hele leven bijgebleven. Onze lieve Heer (dat leerde ik op school)
is voor arm en voor rijk. Dus voor mij klopte dat niet.
Ik wil niet zielig doen. Al heel lang liep ik met gedachten rond om eens alles op te
schrijven voor mijn kinderen. Misschien weten zij nog niet alles over Jean.
Zo ging ook mijn tienertijd voorbij. Vriendinnen gehad. Op gymnastiek gezeten en op ballet,
bij Betsie de Ridder Spaans, een hele goede balletschool. Op volksdansen en de handbal vereniging.
Overal viel ik op, want ik was erg lenig. En ik danste vooral erg graag.
Maar lang kon ik nergens opblijven, want dan was er weer geen geld.
Wij gingen ook vaak zwemmen in het Zuiderpark. Dat kostte maar een dubbeltje.
Wij gingen altijd helemaal lopen. Bus of tram-geld was er niet. Maar wij hadden altijd
veel lol onderweg. Ik had altijd wel een paar vriendinnen die meegingen.
Wij speelden ook veel toneel, maar dan voor de spiegel bij mijn moeder thuis.
Wie de gekste bekken kon trekken. Ik deed altijd een oud vosje aan en een oud hoedje
van mijn moeder. En dan maar lachen, wat hadden wij een heerlijke lol.
Ik heb in mijn tienertijd nooit vriendjes gehad. Daar was ik helemaal nog niet aan toe.
Ik zag wel eens een leuke jongen, die mij aardig vond, maar ik reageerde daar niet op.

Op een dag ging ik met mijn vriendinnen blonde Jean en Wilma naar volk dansen.
Mijn broer was op de uitkijk gegaan. Toen wij terug gingen naar huis, liepen wij met een heel
stel jongens.  Mijn broer naar huis gehold en zei tegen mijn moeder:
Sjean loopt met een heleboel jongens op straat! Ik moest gelijk van de volksdansvereniging af.
Mijn moeder had een heel gesprek met mij. Jongens willen maar één ding.
Ik wist niet wat ze bedoelde. Dus jongens daar moest je maar voor oppassen.
In de zomer, als het erg mooi weer was, waren wij veel op het strand.
De vrienden, die wij toen kenden, waren er al, want dat hadden we zo afgesproken.
Zij zetten dan de strandstoelen in een kringetje. Dat was dan ons plekje en een lol dat we
hadden met blonde Jean,  Wilma en ik en nog vier jongens. En bruin dat we waren.
Een jongen had een gitaar, nou en dan maar zingen. Ik was erg lenig, dus wij deden met de jongens
nog acrobatiek ook. Dat was voor mij een hele leuke tijd. Wij hadden alleen maar vriendschap.
Ik vond toen geen een jongen, waar ik verliefd op kon worden en dacht daar niet eens aan.

Ik werd meisje. Op een dag had ik wat roods in mijn broekje. Ik zei zenuwachtig:
"Mamma, ik heb bloed in mijn broekje." "0" zei mijn moeder, 'nu ben je een jongedame."
Mijn oma feliciteerde mij. Ik wist niet hoe ik het had. Mijn moeder zei: "Nu moet je elke maand,
als je menstruatie hebt, een doekje aan doen. En je niet te veel wassen, anders wordt het erger."
Later begreep ik pas, hoe ouderwets ze was. En dat ze er zelf geen raad mee wist.
Dat was dan mijn hele voorlichting. "En vooral" zei ze, "niet met jongens meegaan,
want dan krijg je een baby." Vandaar dat ik ook geen kusjes aan jongens durfde te geven.

Mijn eerste vriendje.

Hij heette Henk. Hem heb ik mijn eerste kus gegeven. Maar dat heeft wel een half jaar geduurd,
eer ik dat deed. Ik duwde hem steeds weg. Lang ben ik kind gebleven.
Hij was eerst een vriend van mijn broer. Kwam dikwijls bij ons thuis.
Hij begon mij aardig te vinden. Deed allerlei rare dingen om op te vallen.
Op een dag zei hij: "Ga je mee, ik moet wat reclamefolders in de bussen gooien."
Dat deed ik dan. Onderweg begon hij wel zes keer om te kijken. Ineens had ik een zoen te pakken,
zo maar op mijn mond. Vond het nog fijn ook.

Ik was 17 jaar en Henk 16 jaar.

Toen werd ik ook verliefd en er volgden meer kusjes. Maar ik was een heel serieus meisje.
Niemand bestond meer, alleen Henk. Ik was erg vies uitgevallen; ik dacht steeds: "Nu word ik ziek."

Ik hield erg veel van mijn moeder. Eén ding kon ze niet, de kinderen aanhalen en knuffelen.
Dat heb ik erg gemist, zij kon geen liefde geven. Zij was altijd erg verwend geweest en
daarom was zij zo. Maar toch vond ik het fijn, want ik had een moeder. Zij heeft in haar
huwelijk armoe aanvaard. Zij heeft een fijne jeugd gehad, maar is met de verkeerde man getrouwd.
Zijn broer Frans heeft haar dikwijls gewaarschuwd. Maar ja, liefde is blind.
Mij heeft ze alles verteld over haar huwelijk. Dat deed ze precies, ik geloof alles.
Was zelf nog maar een kind, maar deze indrukken zijn me altijd bijgebleven.
Mijn moeder kreeg ook veel tegenwerking van zijn familie; dat hielp ook mede, dat zij gescheiden is.

Jean bleef Jean, stond niet bij alles stil. Leefde rustig verder.
Het was zover. In één keer en het was raak: in verwachting. Ik had er niet veel aan,
vrijen kon ik nog helemaal niet. En het deed nog zeer ook. Wij hebben daarna echt niet
meer gedaan. Mijn menstruatie bleef wel weg. Ik durfde het niet tegen mijn moeder te zeggen.
Toen ik ongeveer drie maanden overtijd was, heb ik het pas aan mijn moeder verteld,  5 avonds na het eten.

Ik zat op haar schoot en huilde. Wat nu?  zei mijn moeder, Wat ben je dom gwweest.
Ze was niet kwaad, maar terneergeslagen. We hebben zo een hele tijd gezeten. Ineens zei ze:
"Nu, we moeten naar zijn ouders.  Alles vertellen en dan moeten jullie maar trouwen
Ik had niets, verdiende   f16,- in de maand op kantoor bij Ruys handelsvereniging.  
Mijn moeder had steun en dat was ook heel weinig.
Ik was 18 jaar en Henk was 17 jaar. Wij waren nog minderjarig. Om te trouwen moesten
we toestemming van beide ouders hebben. Op een dag gingen wij naar de ouders van Henk.
In de kamer mochten we niet komen. Het speelde zich allemaal in de keuken af.
Mijn moeder begon met het verhaal. Zijn ouders waren verschrikkelijk kwaad.
Henk kreeg meteen een klap in het gezicht. Zijn vader zei: Houd jij van haar? "Ja" zei Henk.
Mijn moeder kreeg verder niets meer gedaan en wij gingen weer naar huis.
Henk mocht niet meer met mij omgaan. Ik was een hoer, zeiden ze. Ik dacht: 
Die mensen hebben zulke asociale gedachten. Ik wil niets meer met ze te maken hebben.
Toen kwam mijn trots naar hoven. Dan maar geen vader, het is mijn kind. Ik voelde mij helemaal niet slecht.
Toen ben ik er aan gaan wennen, dat ik alleen bleef met mijn kindje.
Tot 6 weken voor de bevalling ben ik blijven werken. Henk heb ik niet meer gezien.
Veel gebreid had ik toen, allerlei pakjes met slofjes en een prachtige gebreide cape.
Alles van mijn verdiende centjes. In de zevende maand had ik alles klaar voor het kind,
behalve een bedje en dekens. Mijn moeder naar de steun; daarvan kreeg ik het bedje en
2 dekentjes. Ik verlangde ondanks alles naar mijn eigen kind. Een kind met een kind, zeiden ze.
Mijn eerste kindje werd geboren. Een zware bevalling. De verloskundige had haar het
nooddoopsel al gegeven. Ze was helemaal blauw. En maar slaan op dat bipsje. Ze wilde niet huilen.
Ik lag te bidden, mijn kind wil ik behouden. En ja, het tongetje zat achter in het keeltje.
Gauw los gemaakt en gelijk ging ze huilen. Op het kantje was het.
Een meisje, Yvonne genaamd, geboren 22 december 1949, 6 pond. Een schatje om te zien,
zogezegd een mooie baby. Toen het kind er was, kwam Henk mij weer opzoeken. Hij wilde zijn kind zien,
zijn ouders wisten het niet.

Zijn ouders kwamen er toch achter. Aanstaande schoonpa kwam ook op visite. Hij begreep wel dat
Henk naar zijn kind verlangde.  Hij zei nog: mijn vrouw wil nergens van weten.
Ondanks mijn lieve, knappe baby. Ze wilde het niet eens zien.

"Onmenselijk gewoon" dacht ik.

Mijn schoonmoeder was labiel en gevaarlijk. Mijn schoonvader zwak. Ik kan niet alles opschrijven,
wat er toen is gebeurd. Maar Jean heeft toen onbeschrijfelijk veel meegemaakt.
Veel tegenwerking en voor hoer uitgemaakt door mijn schoonmoeder. Later heb ik begrepen,
dat ze dat ook met de andere schoondochter (Loes, de vrouw van Henk zijn broer Giel) deed.
Wij pasten niet in haar straatje.

En toch, ik had een kind, ongetrouwd, maar ik was toch netjes? Een kind krijgen dat is toch niet erg?
Ik dacht: Als men geen kind wil en het weg laat halen, dat is pas slecht."
Het was mijn eerste vrIendje, we hadden een hele domme streek uitgehaald.
Wat je allemaal in je leven meemaakt, daar leer je maar van.
Het is nu zo, ik denk vooruit, zie bepaalde dingen eerder dan een ander.

Ik begon mij te verdedigen. Als er weer iets ging gebeuren, voelde ik dat meteen.
Ik begon over zoveel dingen na te denken. Mijn hersens gingen zogezegd groeien.
Een beetje filosoferen, dat deed ik steeds meer. Een klein beetje van opa georven, denk ik.

Eindelijk. We mochten trouwen. Het kind was nog geen jaar. Mijn schoonmoeder zei: 
Alleen op de dag, dat mijn vader is geboren. Wij moesten dat zelf uitzoeken. De man was al jaren dood.
Het bleek 21 april te zijn. Het was toen al februari, dus het kon nog net.
Want als die datum voorbij was geweest, hadden we nog een jaar moeten wachten.
Een misrekening van schoonmoeder. Het ging ook helemaal niet van harte, maar ze kon er niet meer onderuit.

Op 21 april zijn wij getrouwd. Mijn man zat als een schooljongen met Jean achterin de auto.
Alsof hij naar een kostschool moest, zo keek hij.

Ik voelde me toch nog heel wat in mijn geleende jurk, want mijn moeder had het niet zo breed,
al had ze graag een mooie jurk voor Jean gekocht.
Maar ja, het belangrijkste was toen, dat ik ging trouwen.

Henk zag er ook netjes uit in zijn pak van het Leger des Heils. Zijn moeder had daar voor gezorgd.
Volgens mij had ze hem best een nieuw pak kunnnen geven, maar omdat ze zo zuinig was met geld
vond zij het kennelijk te veel. Dan maar zielig doen en ze kreeg het nog voor elkaar ook.
Met onze gekregen kleding gingen we zo onze trouwdag in. Wij begonnen met niets, geen geld en geen spullen.
Wij trouwden op een vrijdag en zelfs zijn loon van die week moest hij nog aan zijn moeder geven.
Dus ik kon niet eens boodschappen doen. Ik maakte toen nog kantoren schoon, dus wij konden toch nog wat doen.
Ik vertelde het wel op mijn werk. Ze vonden het schandalig. 's avonds, toen ik naar huis ging,
hadden ze geld opgehaald voor Jean. Ik ging toen naar huis met 35 gulden, wat was ik blij.
Ik kwam heel vrolijk thuis en gaf het geld aan mijn moeder, want zij kookte voor ons.
Ze was precies uitgekomen met het geld. Ze had zelfs nog wat over.

Ze zei: "Jean, dan nemen wij een onsje bokkepootjes bij de koffie zaterdag".
Nou, dat was voor ons een feest, want wij snoepten graag, maar het kon niet altijd.
loevallig kwam mijn schoonmoeder op visite. Ik vond haar al brutaal, want ze ging met haar voeten
op een andere stoel liggen. Zo van: hier zit ik dan. Dat viel mij zo op. Ik vertelde heel
onschuldig tegen haar, dat ik geld van de zaak had gehad, want dat ze het zielig vonden dat ik
zo weinig geld had. Zij profiteerde natuurlijk ook van een bokkepootje. Nou, dat heb ik geweten.
De andere dag zat schoonmoeder op mijn werk natuurltjk, stiekum.

Ik kwam de volgende dag ook op mijn werk en gelijk begonnen ze tegen mij uit te vallen: 
Zo, eten jullie van ons geld bokkepootjes. Dat had ik aan schoonmoeder te danken.
Weer een dolksteek, die zij mij gaf. Ik heb alles uitgelegd. Ze begrepen het later wel,
maar ik ben huilend naar huis gegaan en ben er niet meer gaan werken.
Ik was er kapot van. Dat was zo haar manier van doen. Ik vond haar een duivel op aarde.

Zo hebben wij toch nog ons huwelijk bij schoonmoeder thuis gevierd. De keukenuitzet,
die ze me beloofd had, heb ik nooit gekregen. Een week later kwam schoonmoeder op visite.
Het eerst vroeg ze, of het nog goed ging. Ik dacht: "kreng dat je er bent, je bent een duivel
Ik begon toen maar haar uit mijn gedachten te wissen. Er was niets met haar te beginnen.

Zo leefde ik maar weer verder, met man en kind.
Yvonne groeide vlot op, een leuke meid. Ik was bezeten van haar. Alles wat ik te kort waa gekomen,
wilde ik mijn kind geven. Ik gaf haar veel te veel te eten. En dik dat ze werd, ze kreeg er last van.
De dokter begon te lachen:  Dat is een moederskindje, zei hij,  wat geeft U haar te eten?
Dat moest drastisch verminderd worden, maar wel heel langzaam. Ik  was een voorstander van veel
groente en fruit. Want dacht ik, de opbouw van een kind, daar  moet je vroeg mee besinnen.
Mijn verleden speelde daar een grote rol bij. Ik had me ook voorgenomen de kinderen, die ik kreeg,
fijn te knuffelen. Ik zoende ze overal, heerlijk zo'n zacht babytje. En ik vond ze ook zo lekker ruiken.
Ik was veel met Yvonne bezig. Voor het eerst naar de kleuterschool.
Daar ging ze boor, voor het eerst even weg van moeder. Het was een katholiek schooltje.
De juffrouw nam haar bij de hand. Ze keek nog even om met een gezichtje van: red me hier vandaan.
Ik riep nog:  'Mamma komt je dadelijk weer halen". Ik kreeg een krop in mijn keel. 
Wat zielig, dacht ik.
Ze zat al een week op school en ze kwam met allerlei verhalen naar huis, dat ze steeds moest bidden.
En de juffrouw had aan haar gevraagd: "Gaan je vader en moeder ook naar de kerk?"
Dat deden we dus niet. Yvonne had het niet naar haar zin daar. Ik vond het maar beter,
dat ze naar een andere school ging. Netjes aan de juf
meegedeeld. Yvon naar een andere school. Daar had zij het wel erg naar de zin. Ik vond het ook beter,
dat de kinderen later hun geloof zelf kenden kiezen.
Ik was ook direct van plan mijn kinderen vrij en zelfstandig op te voeden. Maar ik was er altijd.

Yvon groeide op tot een leuke meid. Ik kon toen al aardig overweg om jurkjes voor haar te maken.
En ook was ik handig met breien. Als zij weer een nieuw jurkje aan had, ging ik buiten met haar pronken. 
Ik genoot ervan, als iemand zei: "Wat ziet ze er weer schattig uit." Ze was toen al weer een jaar of vier.
Speelde ook veel buiten, maar voor de deur in de straat.

Er kwam dikwijls een fotograaf in de buurt. Yvon was er als de kippen bij. Ik kreeg ook steeds een
fotograaf aan de deur met een paar mooie foto's van Yvon. Dat deed ze maar heel gewoon.
Wij woonden dicht bij een kerk op de Beeklaan. Er was die dag heilige communie (aannemen) voor meisjes.
Allemaal in een mooie jurk met lakschoenen aan. Yvonne naar huis gerend. Mamma, ik doe mijn mooie
jurk aan en mijn lakschoenen.
Ik zei: "Waar moet je dan heen?" Naar een feestje, zei ze.

Ik begreep er niets van. Daar ging ze dan, nog met een tasje ook. Na een half uur werd er gebeld.
Er stond een juffrouw voor de deur met Yvonne.  Mevrouw, Uw dochter liep in de rij met de meisjes,
die aangenomen werden. Wij merkten, dat Uw dochter er niet bijhoorde. Ik begon vreselijk te lachen.
Neemt U me niet kwalijk, juffrouw. Yvonne was vreselijk teleurgesteld. Ze vond het ook zo mooi.

Zo ging ook haar kleutertijd voorbij. Met leuke en minder leuke dingen. Zij moest het dikwijls
ontgelden van mijn man, omdat het haar schuld was dat hij moest trouwen.

Ik dacht altijd: "Beter een eigen vader dan geen vader." Mijn man was ook zo wispelturig.
Dan was Yvon weer het mikpunt. Juist omdat ik gek was op het kind. Dat was toen zijn
manier om mij te kwetsen.
Weer wil ik niet alles opschrijven. Jean had weer veel meegemaakt. Ik had er weer van geleerd.
Het leven ging verder. Had toch ook weer fijne dagen. Ik bleef gewoon Jean.

Goede en slechte dagen, daar raak je aan gewend. Mijn moeder ging van mij heen. Yvonne was al drie jaar.
Jean was weer in verwachting, zes maanden. Na een langdurige ziekte is mijn moeder overleden.
Wat had ik een verdriet. Zij is gestorven op 11 april in het rusthuis, waar zij al maanden was.
Zij is veel te jong gestorven, 58 jaar, van verdriet en ellende.

Weer niet gepland. Onze Ben werd geboren. 5 pond, een zoon. Een rijkeluis wens, zei men.
Ik vond het heerlijk, trouwens Henk ook. Wij hebben samen zijn naam gekozen.
We hadden ditmaal wel overlegd. Henk had een broertje gehad. Hij heette Benjamino,
is heel jong overleden. Onze zoon zou ook Benjamino heten, roepnaam Bennie. Dat vond Henk prachtig,
want hij hield veel van zijn broertje. Onze Ben was ook een leuke baby, groeide ook voorspoedig.
Het werd een grappig ventje met al ondeugende streekjes, een echte knul. Groeide op tot een kleuter van vier.

Verre reizen met de step.
Hij had een rooie step gekregen van pa en ma. Bennie speelde ook veel voor de deur.
Op een dag was het zover. Ben dacht: Ik ga andere straten verkennen, want hij had altijd van die
mooie kinderdromen om verre reizen te maken, maar dan met de step. Ik heb heel wat blokjes
rondgelopen om hem weer terug te halen. Op een dag zei hij: "Ik ga naar Amerika." Ik zei:
Dat kan niet, Ben, dat is heel ver weg.! Ben naar buiten, vier straten overgestoken.
Dat was wel erg ver voor zo'n kleine dreumes. Mensen was het ventje opgevallen en hielden hem gretig aan.
Waar woon je, broertje? Hij zei keurig:
Cartesiusstraat 53. Ben ik nu al in Amerika?'. Die mevrouw had verschrikkelijk gelachen en heeft
Bennie weer keurig naar huis gebracht. Weer had Bennie iets uitgevonden. Hij was inmiddels vijf jaar.
Met zijn vriendje fijn samen steppen naar het Zuiderpark. Daar hebben ze lekker van een hoge heuvel
afgereden. Ben was gevallen, bloedde erg. Met de ziekenauto eerst naar huis, moeder ophalen.
Ik schrok vreselijk, stond net te strijken. Ijzer uit en Jean ook in de ziekenauto.
In plaats dat ik Bennie troostte deed hij het mij. "Het is niet zo erg, mam." Het viel gelukkig weer mee.
Weer eens ver weg gestept. Ik overal zoeken. Naar het politiebureau uiteindelijk.
En ja hoor, de agent zei, dat ze een jonetje hadden gevonden. Ze hadden hem even bij het weeshuis
gebracht bij ons in de buurt. Toen ik daar kwam, zat hij heerlijk te eten met alle ouderloze kinderen.
Wij weer samen naar huis. Was blij, dat hij weer terecht was.

Lezen wilde Bennie ook graag. Maar hij kon het nog niet. Hij zat uren plaatjes te kijken.
Als ik vroeg. "Wat staat daar?", leek het wel of hij wel kon lezen. Vertelde hij precies, wat ze deden.
Kinder-stripverhaaltjes. En zo ging ook zijn kleutertijd voorbij.

Ik had mijn twee heiligdommen. Ik had me voorgenomen niet uit werken te gaan, want kinderen hebben
hun moeder nodig. Ik wilde van alles genieten met de kinderen. Centjes had ik, al was het niet veel.
Wat was alles toch lekker: eten, snoepjes, zebakjes. Van alles heb ik een beetje geprofiteerd,
want ik moest toch zuinig zijn. 'Kinderen gaan voor, dacht ik.
Meteen heb ik mij voorgenomen niet altijd maar te zeggen: "Ik heb het niet.Want zo was ik opgevoed
en dat bleef me bij. Met mijn kinderen ga ik het anders doen.

 
[Top]

[Top]
[Deel 2]
[Deel 2]