Levensbeschrijving Jeanne Beeloo
HET LEVEN VAN JEANNE( Deel 2)

Weer in verwachting.

Ook niet gepland, maar ze kwam. Een vlotte bevalling. Een meisje van vier pond, veel te klein,
genaamd Astrid. Geboren 16 december 1956, een zondagskind. Ze werd geboren met een zware
ademhaling. Ik zag dat wel, maar wist niet dat het zo erg was. De eerste 5 dagen ben ik de
hele tijd met haar in de weer geweest. Twee kruiken bij haar gelegd. Op de kachel een ketel
laten stomen, haar borstje ingesmeerd, wanneer ze het benauwd had en dan legde ik haar tegen
mij aan, klopte zachtjes op haar ruggetje. Na de vijfde dag stonden de dokter en de verloskundige
voor de deur. Ze keken erg op en zeiden:
'Ze heeft het gehaald. Het ziekenhuis had het niet beter kunnen doen dan de eigen moeder.  
Later begreep ik dat ze hadden gedacht, dat het kindje toch zou sterven.

Zo groeide Astrid toch voorspoedig op. Het werd een fijn poppetje, nog knap ook en een echt
moeders kindje.
Inmiddels zat oma Kalkhoven niet stil. Ging nog steeds door met Jean zwart te maken.
Toen heb ik besloten er niet meer naar toe te gaan. Als ik me zo iets voorneem,
valt er niet meer aan te tornen. Zijn ouders bestonden voor mij niet meer.
Weg ermee, het was voor mij genoeg geweest. Mijn hele leven heeft ze mij dwars gezeten.
Nu gaan we weer gezellig verder, dacht ik. Genoot van mijn drie kinderen. Met Henk ging
het ook redelijk goed. Wij gingen ook veel kamperen met de kinderen. 's Zondags wandelen en de
eendjes brood geven.

Astrid groeide op tot een leuk meisje. Was zelden ziek, speelde in weer en wind buiten.
Ging ook naar de kleuterschool en wat graag. Ook zij werd gehaald en gebracht.
Later ging zij alleen, want Jean had het wel druk met drie kinderen.
Zij is er wel zelfstandig door geworden. Ik vond het dikwijls wel zielig,
maar toch was ik blij. De kinderen kreeg ik om de drie jaar, dus voor ieder kind had
ik de tijd. Want babys hadden veel aandacht nodig en dat kregen ze dan.
Zo gingen we weer drie jaar verder.
Wij gingen verhuizen. Eindelijk een fijn huis: ruimte voor de kinderen en ze konden daar
heerlijk buiten spelen. Het was op Randveen.
                                                       
[Naar deel 1]
En weer was ik in verwachting. Vond het helemaal niet leuk. Wat heb ik gehuild de eerste drie maanden.
Weer al die poepluiers wassen en weer achter een kinderwagen lopen. Ik zag er erg tegen op.
Vooral weer die bevalling. Op een dag was ik weer zo treurig. Ik zag er erg tegen op.
Niet om zo'n lief hummeltje, want babys zijn schattig, maar ik had er al drie gehad en dat vond
ik toch wel genoeg. Ik lag 's avonds alleen in bed. Ik lag te huilen. Ik zag zo tegen de bevalling
op en alles er omheen. Ik had zo'n hele tijd liggen huilen, maar opeens - ik kan het haast niet
verklaren of omschrijven - voelde ik iets in mij. Ik denk dat het maar een paar minuten duurde.
Iets geweldigs, zacht; het leek wel een verschijning van Maria met veel licht er omheen.'
Een fijne stem in mij zei: 'Wees niet bedroefd. Gij zult ook van dit kind veel liefs hebben.
Laat ook dit kind tot U komen. Ik was niet verbaasd of bang. Ik dacht ook niet:
"Het is een wonder, wat hier gebeurd. Het kwam zogezegd over mij heen; ik geloof wel in Jezus.
Ik werd gelijk heel rustig, lag nog even licht na te denken. Alle moeilijkheden gleden weg.
Ik heb helemaal niet meer gehuild. Ik was er helemaal overheen en dacht: Dit wordt ook mijn kind.
Ik heb eigenlijk veel, veel later nog eens onbewust nagedacht en heb niet gelijk aan iedereen verteld,
wat mij is overkomen. Later, toen mijn kinderen groter waren, heb ik het aan ze verteld.
Zelf heb ik later pas er weer aan teruggedacht, vele malen zelfs.
Nooit heb ik zo iets meer meegemaakt, het leven gaat verder en is dikwijls zo hard.
Maar men moet toch zelf alles oplossen, hoe moeilijk het dikwijls ook is.

Ik dacht vaak zelf: die ene keer, dat ik dat meemaakte, is iets bijzonders geweest.
Ik geloof, dat er vanuit de Hemel toch op de mensen neer wordt gekeken. Ik had al zoveel meegemaakt en alles gewoon weer
genomen - want zo gaat het leven - en geloof dat dat moment, toen het wonder gebeurde,
een helpende hand was van boven. Ik heb het nooit aan iemand verteld, want ik dacht:
Dan denken de mensen:  ze is gek, dat bestaat niet. Maar Jean weet zeker,
dat het gebeurd is. Toen ik het aan mijn zoon Ben vertelde, was hij verbaasd,
maar ik voelde dat hij het  geloofde. En onze Astrid was erg verwonderd,
maar  zij  geloofde het ook. Ik  heb het hun zo verteld, zoals het gebeurd was;
het was iets verwonderlijks. Vooral onze Astrid heeft dit zeer geraakt.
Zij vond dat ik dit niet weg moest laten in mijn levensbeschrijving.
Zij is ook erg gevoelig en toch ook gelovig. Later zal ook zij een prachtige engel worden.

Toen ik leven kreeg en het kind voelde bewegen, was het ook echt mijn kind.  Weer kleertjes breien,
alles weer keurig voor elkaar, het kind kon weer komen.
Op een avond begonnen de weeen. Het was weer een vlotte bevalling, maar toch anders,
want het kind was zwaarder dan de andere kinderen. Nou, dat heb ik toch wel even geweten.
Ze was er, een meisje; 8 pond, geboren op 21 oktober 1960, genaamd Mary.
Die naam heb ik gekozen. Mijn moeder heette Maria, roepnaam Marie. Een kleine nagedachtenis aan
mijn moeder, dacht ik en noemde haar toen in het Engels "Mary" want Marie, dezelfde naam,
vond ik niet zo leuk.

Ook Mary groeide voorspoedig op. Naar de kleuterschool ging ze graag. Ook haar ging ik halen
en brengen. Later ging ook zij alleen. De school was dichtbij.
Met vader Henk ging zij dikwijls naar voetballen. Dan kreeg ze lekker snoep en limonade.
Voor haar was dat een feest. Met haar verjaardagen nodigden we vriendjes en vriendinnetjes
uit de buurt uit. Dan was er ook een heerlijke taart met kaarsjes en die moest ze dan uitblazen.
Zo ging ook haar kleutertijd voorbij.

Op de padvinderij.
Astrid was al weer negen jaar. Zij wilde naar de padvinderij. En dat deden we dan.
Veel heeft ze daar geleerd. Ze werd er zelfstandig door. Ik ging dikwijls kijken.
Daar stond ze dan met een prachtig kabouterjurkje aan. Trots was ze er op. Op een dag liet
Mary van zich horen:  Ik wil ook op de Padvinderij. Zij was stukken jonger.
Ook Mary ging op de Padvinderij, maar niet voor lang. Want bij de Padvinderij moest je alles
delen en dat was niets voor Mary.
"Het zijn mijn snoepjes en daar blijven ze mooi vanaf." Ze vond het gelijk niet meer leuk daar.
Dus Mary er weer af. Astrid is een hele tijd bij de Padvinderij geweest. Toen vond zij het ook genoeg.
Bennie had het inmiddels dikwijls niet gemakkelijk met drie meiden in huis. Ze waren hem steeds de baas.
Op een dag was het zover: "Mijn kamer uit jullie, die is van mij." Astrid en Mary moesten het
toch een beetje afleggen tegen een grote broer, want ook onze Ben werd groter.

Lagere school.

Inmiddels was onze Yvonne al naar de lagere school. Ze leerde aardig. Het waren geen tienen,
die ze haalde, maar ze ging wel altijd over. Bracht vriendinnen mee naar huis.
Zo ging zij op naar haar tienertijd.

Ook onze Ben ging naar de lagere school. Hij zat meer naar de vogeltjes buiten te kijken,
zei de leraar. "Een verstrooide professor", zei ik altijd, met zijn vele interessen.

Zo liep ook hij zijn 6 klassen door, al was het vaak maar net op het nippertje.

Ook onze Astrid zat op de lagere school. Het fijne schriele meisje, zij spande de kroon.
Leerde als de beste. Perfectionist, zo is zij geboren. Zij wilde alles goed doen.
Tienen en negens waren heel gewoon voor haar. Wat waren wij trots.
Zo heeft ook Astrid de lagere school doorlopen.

Nu onze Mary. Zij deed ook haar best, maar voor haar was het wat moeilijker.
Zij was erg speels. Leren kwam op de laatste plaats.


[Top]
Wordt vervolgd..